Q en A – Vragen over het maken van discipelen

Q en A – Vragen over het maken van discipelen

Afgelopen zondag hebben wij de preekserie ‘maak discipelen’ afgerond in de zin dat we vanaf volgende week verder gaan met het door de Bijbel heen gaan. De serie ‘maak discipelen’ is feitelijk dé opdracht in de Grote Opdracht van Jezus is, en die luidt als volgt:

Mattheüs 28:19 – “Ga dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” (HSV en NBG)

Het enige dat in dit vers door Jezus op gebiedende wijs gegeven wordt is ‘maak discipelen’. *CvB commentaar op Mattheüs 28:19

Vandaar dat wij met deze preekserie zo lang bezig zijn geweest.

Als Gods heilsplan afhangt van het maken van discipelen, dan moeten wij, wij die onszelf Christen achten, er alles aan doen om onszelf in staat te stellen om de grote opdracht uit te kunnen voeren.

Toon volledige notities

En de beste manier om een start te maken om onszelf in staat te kunnen stellen, om zelf een discipel van Jezus te zijn die discipelen maakt, die discipelen maken, die discipelen maken, is door het Woord van God te bestuderen en het eigen te maken.

Niet voor niets schrijft de apostel Paulus dat het Woord van Christus in rijke mate in ons moet wonen.

Dit is toch echt de enige manier, want Paulus schrijft: ‘wij hebben de gedachten van Christus’. D.w.z. dat wij, in de vorm van de Bijbel de gedachten en de gezindheid van Jezus Christus hebben.

En door de Bijbel te kennen, kennen wij dus wat Jezus in gedachten heeft m.b.t. het maken van discipelen.

We gaan vanmorgen totaal iets anders doen. Ik geef geen preek, maar zoals beloofd gaan Casper en ik proberen de vragen te beantwoorden die door jullie ingezonden zijn.

Wij hebben tien vragen ontvangen. Ik had stiekem verwacht dat er meer vragen ingezonden zouden worden, maar het is eigenlijk goed dat het er maar tien zijn, want ik denk niet dat wij vandaag de tijd hebben om alle vragen te behandelen.

Het zijn trouwens hele goede vragen; dank jullie wel!

VRAAG 1 – “Je hebt een aantal keer in je preek gezegd dat het belangrijk is om een relatie op te bouwen met iemand die je discipel wordt. Hoe denk je dan over straatevangelisatie?

Als we naar de opdracht van Jezus kijken dan beveelt Hij Zijn discipelen, dus ook ons, om discipelen te maken. D.w.z. dat wij iemand helpen om tot geloof in Jezus Christus te komen, hun te dopen en hun te leren alles dat Jezus geboden heeft te gehoorzamen.

Zonder enige praktijkervaring hierin te hebben opgedaan kunnen wij alleen al uit de opdracht tot de conclusie komen dat het maken van een discipel een lange-termijn traject is.

Het maken van een discipel is niet slechts iemand het zondaarsgebed te laten zeggen, maar het is een proces waarin jij en ik iemand leren om Jezus na te volgen, om Jezus te gehoorzamen, om vervolgens zelf discipelen te maken.

Zo’n proces vereist een wederzijds vertrouwen dat alleen maar tot stand kan komen door elkaar te leren kennen, door een relatie met de desbetreffende persoon aan te gaan en te onderhouden.

Met dit als achtergrond is de vraag hoe ik/wij denken over straatevangelisatie.

Straatevangelisatie neemt verschillende vormen. Je kunt bijvoorbeeld ergens op een plein op een zeepkist staan om zo het Evangelie te verkondigen.

Zo ben je als het ware het Woord van God aan het zaaien.

Je kunt ook traktaten uitdelen waarop iets over het Evangelie staat.

Je kunt ook mensen benaderen en hen vragen stellen om zo met hen in gesprek te gaan.

Hoe dan ook, het uiteindelijke doel van straatevangelisatie is om mensen te helpen om tot geloof in Jezus Christus te komen.

Maar, als je aan straatevangelisatie doet, ben je dan actief bezig met het maken van discipelen zoals wij het in de afgelopen paar maanden gezien hebben?

Ik geloof van niet, tenzij je met iemand die je op straat ontmoet een traject in kan gaan om van hem/haar een discipel van Jezus Christus te kunnen maken, die vervolgens zelf discipelen gaat maken.

Maar, ik geloof dat straatevangelisatie wel een plek heeft voor ons als discipelen van Jezus Christus.

Jezus zegt in Johannes 14 en 16 dat de Heilige Geest met de mens is om de mens te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Jezus zegt ook dat de hoofdtaak van de Heilige Geest is om van Jezus te getuigen.

Jij en ik weten niet met wie de Heilige Geest op deze manier bezig is, en het kan heel goed zijn dat wanneer jij en ik met iemand op straat praten over Jezus Christus dat het voor iemand precies iets is dat hij/zij nodig heeft om hem/haar te helpen om tot geloof te komen.

Daarnaast is het sowieso goed om het Woord van God te zaaien. Ook hierin weten wij niet met wie God reeds bezig is of met wie God door het zaaien bezig zal gaan.

Is straatevangelisatie bij uitstek dé weg om discipelen te maken? Ik denk van niet, maar dat is mijn eigen persoonlijke mening, die wellicht gekleurd is door ongeloof.

VRAAG 2 – “In Mattheus 28:19 beveelt Jezus Zijn discipelen dat zij de mensen ALLES moeten leren wat Hij hen geboden heeft. In Zijn onderwijs leert Jezus o.a. de mensen om de wet van Mozes te onderhouden (Matt 23:1-3). Hoe moeten wij dat zien in deze tijd?

Ten eerste is het van essentieel belang dat wanneer wij de Bijbel lezen, wij ons houden aan een aantal spelregels.

Een zo’n spelregel is dat alles dat wij lezen in de context waarin iets geschreven is, gelezen moet worden.

Wat ons daarbij helpt is een andere spelregel en dat is de inductieve methode, oftewel de ontdekkende methode van Bijbel lezen.

Wij moeten ons altijd afvragen wie er spreekt en tegen wie er gesproken wordt. Wij moeten te weten komen wanneer, waar, waarom, wat en hoe er gesproken of geschreven wordt.

Als je het op deze manier doet dan leer je bijvoorbeeld te onderscheiden wat Jezus Zijn discipelen wel of niet geboden had en of het nu wel of niet op ons van toepassing is. Bovendien helpt de Heilige Geest, de Geest der Waarheid ons hier natuurlijk ook in.

De vraag dat gesteld wordt is een perfect voorbeeld hiervan. De vrager schreef: ‘In Zijn onderwijs leert Jezus o.a. de mensen om de wet van Mozes te onderhouden (Matt 23:1-3). Hoe moeten wij dat zien in deze tijd?

Mattheüs 23:1-3 –1Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn discipelen: 2De Schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes; 3daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet overeenkomstig hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet.”

Mattheüs 23 geeft ons de laatste openbare preek dat Jezus gegeven heeft. En het is geen preek van bekering of van Gods heil of van vergeving o.i.d. Nee, het is een veroordeling van de valse religieuze leiders van die tijd.

Jezus zegt in deze verzen dat de Schriftgeleerden en de Farizeeën zichzélf op de stoel van Mozes hebben geplaatst.

De stoel van Mozes spreekt van de plek van autoriteit en niet per se van inhoud. Het is dus niet zo dat wanneer iemand op de stoel van Mozes zit, dat hij puur en alleen de Wet van Mozes verkondigd.

En zij zitten er niet omdat God hun daar geplaatst heeft, maar het is door eigen toedoen. Zij hebben de rol van autoriteit zichzelf onrechtmatig toegeëigend.

Daarom zegt Jezus hier niet álles dat de Schriftgeleerden en Farizeeën zeggen door de menigte en de discipelen in acht genomen moet worden, want Jezus zij in Mattheüs 5 heel duidelijk dat zij het op allerlei vlakken fout hadden.

Zij hadden het fout op het gebied van moord, overspel, echtscheiding, het afleggen van een eed, hoererij, het liefhebben, enz.

Dus, Jezus zegt hier in Mattheüs absoluut niet dat de menigte en de discipelen de Wet van Mozes per se moeten onderhouden, maar puur en alleen de dingen dat de Schriftgeleerden en Farizeeën zeggen dat wél met Gods Woord overeenkomt.

Dus, hoe moeten wij dit zien in deze tijd? Veel van wat de Wet van Mozes onderwijst heeft te maken met ceremoniële wetten, voedselwetten, burgerlijk recht, het offersysteem, enz.

Uit de 623 geboden en verboden uit de Wet van Mozes hoeven wij ons nu slechts bezig te houden met het voornaamste en het grootste gebod uit Deuteronomium 6 dat door Jezus Zelf ook uitgesproken werd in Mattheüs 22:

Mattheüs 22:35-40 – 35En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: 36Meester, wat is het grote gebod in de wet?37Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dit is het eerste en het grote gebod. 39En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. 40Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.”

VRAAG 3 – “Als wij in deze tijd mensen tegenkomen die Jezus nog niet kennen, onderwijzen wij hen om te geloven in Jezus Christus die voor hen is gestorven en opgestaan. Deze boodschap verkondigde Jezus Zelf niet; betekent dit dat wij de mensen MEER moeten onderwijzen dan alles wat Jezus geboden heeft in Mattheus 28:19?

Ook hier geldt dat het van essentieel belang is dat wij ons houden aan de spelregels van Bijbelinterpretatie. Nog zo’n regel is dat heel de Schrift door God is ingegeven, het O.T. en het N.T.

Dit betekent dus dat de gehele Bijbel de geboden van Jezus, die God is, bevat.

De plaatsvervangende dood aan het kruis en de opstanding uit de dood is niet iets ‘meer’ dat wij moeten onderwijzen, het is juist dé boodschap, het is juist hét Evangelie.

Al in Genesis 3 sprak God over de kruisiging en het opstaan uit de dood van Jezus Christus.

Na Zijn opstanding uit de dood sprak Jezus met de twee Emmaüsgangers en zei tegen hen in Lukas 24 dat zij de Oud Testamentische profeten niet geloofden die juist leerden dat de Christus eerst moest lijden voordat Hij Zijn heerlijkheid in zou gaan.

Het ‘alles dat Jezus geboden heeft’ is dus niet beperkt tot de letterlijke woorden die Jezus uitsprak toen Hij hier op aarde was, maar heel de Schrift.

VRAAG 4 – “Hoe zit het met mannen die vrouwen discipelen en andersom?

2 Timotheüs 2:2 – “Want je moet aan anderen doorgeven wat ik jou en vele anderen geleerd heb. Leer deze grote waarheden aan betrouwbare mannen, die ze op hun beurt weer aan anderen kunnen doorgeven.” (het boek)

Titus 2:3-5 –3Evenzo moeten de oudere vrouwen in hun gedrag zijn zoals het heiligen past: geen kwaadspreeksters, niet verslaafd aan veel wijn, maar leraressen van het goede, 4opdat zij de jongere vrouwen leren verstandig te zijn, hun man lief te hebben, hun kinderen lief te hebben, 5bezonnen te zijn en kuis, te zorgen voor hun huishouden, goed te zijn, hun eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord van God niet gelasterd wordt.”

VRAAG 5 –  “Is discipelschap altijd van volwassen Christen naar onvolwassen Christen? Of kan de lamme ook de blinde helpen zeg maar? Is er een bepaald moment dat je dit actief kunt doen?

VRAAG 6 -“Mijn vraag is hoe deze serie de richting voor de gemeente beïnvloed? Wat voor plek had discipelschap voorheen? En hoe zien jullie dit op basis van deze studie? Zouden we iets moeten veranderen?