- Nogmaals, tot nu toe heeft Jezus alles zelf gedaan en Zijn di-scipelen hebben Jezus min-of-meer geobserveerd.
- Maar nu betrekt Jezus hen bij het echte werk. Hij delegeert Zijn Messiaanse taak aan hen.
- Nu moeten wij deze opdracht niet zien als de ‘grote op-dracht’, want dat komt pas na Jezus’ dood en opstanding uit de dood.
- Dit kunnen wij zien als een stage-opdracht waarin de discipelen in de praktijk mogen brengen wat zij van Jezus gezien en geleerd hebben.
Vers 1 – “
1En Hij riep Zijn twaalf discipelen bij Zich en gaf hun macht over de onreine geesten om die uit te drijven, en om iede-re ziekte en elke kwaal te genezen.”
- Uit onze eerdere studies van hoofdstuk 9 hebben wij gezien dat Jezus o.a. macht heeft over onreine geesten, oftewel, de-monen.
- Ook hebben wij in hoofdstuk 4 en 9 gezien dat Jezus, in alle steden en dorpen in Galilea, iedere ziekte en elke kwaal onder het volk had uitgeroeid.
En nu Hij Zijn discipelen erop uit stuurt geeft Hij hen dezelfde macht over demonen en om iedere ziekte en kwaal te genezen.
Vers 2 – “
2De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon die Petrus genoemd werd, en Andreas, zijn broer; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer;”
Vers 3-4 – “
3Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, die ook Thaddeüs genoemd werd;
4Simon Kananites en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.”
- Dit is de eerste keer dat de 12 discipelen door Jezus de 12 apostelen genoemd worden.
- Het CvB definieert een apostel als volgt: “In het algemeen kan men zeggen dat een apostel iemand is die met een be-paalde opdracht door een hogere autoriteit uitgezonden is en die die hogere autoriteit dan ook vertegenwoordigt.”
- De 12 discipelen worden hier door Jezus dus apostelen genoemd omdat zij voor een specifieke taak uitgezonden worden.
- Na hun terugkeer van deze zendingsreis, en in de rest van het Evangelie van Mattheüs worden zij weer discipe-len genoemd.
- Na Jezus’ hemelvaart is het uitgezonden zijn voor de 11 overgebleven discipelen definitiever van aard, en worden zij dus vanaf die tijd definitief apostelen genoemd.
- De eerste was Simon die Petrus genoemd werd. Dit betekent niet dat Hij de eerste was die Jezus gekozen had, want in Joh. 1 zien wij dat Andreas, de eerste was die door Jezus geroepen werd.
- Hiermee bedoeld de Bijbel dat Petrus de voornaamste was, oftewel, dat Petrus de leider van de 12 was.
- Ik zou eigenlijk veel meer tijd willen besteden aan het bestuderen van deze 12 discipelen, want wij kunnen er zo veel van leren. Maar omwille van de tijd gaat dat niet luk-ken.
- Wat ik wel wil benadrukken is dat Jezus geen hoog begaafde of hoog opgeleide mannen heeft uitgekozen voor deze taak.
- Nee, dit waren hele eenvoudige mensen. Vier waren van beroep vissers. Dit betekent op zich al dat zij niet goed konden leren, want zij hadden hun beroep van hun vaders moeten leren omdat zij laag gescoord hadden op de CITO toets van die tijd. En de rest, tja dat waren ook geen mensen van aanzien.
- Deze 12 hadden geen theologie gestudeerd, zij hadden geen diploma’s, hadden geen invloed op de politiek, had-den geen netwerk, geen vermogen.
- Kortom, zij hadden Jezus eigenlijk niets te bieden.
- En dit feit is voor mij zeer bemoedigend! Want dit laat mij zien dat God niet afhankelijk is van het kunnen van de mens, maar dat God gewone en eenvoudige mensen kan en wil ge-bruiken in Zijn werk.
- Want Hij is het die Zijn discipelen in staat stelt om Zijn werk te verrichten.
- Dus, de vraag die ik zo vaak van mensen hoor wanneer het gaat om God te dienen: “maar, wie ben ik?” is totaal niet aan de orde!
- Als ik mezelf ten eerste toewijd om een discipel van Jezus te zijn, d.w.z. dat ik mezelf toewijd om een leerling van Jezus te zijn, dan zal Hij mij in staat stellen om Zijn werk te doen.
- Nou, zonder dat wij dieper op dit onderwerp in gaan, wil ik alleen zeggen dat de manier waarop men zichzelf kan toewij-den om een leerling van Jezus te zijn, is door zichzelf te geven aan het werk van de Heere in-en door de plaatselijke kerk.
- Het is onmogelijk om een toegewijde discipel/leerling van Jezus te zijn als je geen actieve deelnemer bent aan het gemeenteleven.
- Deze 12 trokken tot op dit moment, anderhalf jaar lang elke dag met Jezus en met elkaar op. Dat is gemeente zijn!
Geen van deze 12 kwamen onregelmatig bijeen. Geen van deze 12 hadden andere prioriteiten. Deze 12 kwamen koste wat kost bij Jezus en bij elkaar.
- Voordat deze 12 als apostelen uitgezonden werden hadden zij zichzelf eerst bewezen discipelen te zijn.
- Het discipel zijn, het leerling zijn is een noodzakelijke voor-waarde om vervolgens als apostel uitgezonden te worden.
Vers 5-6 – “
5Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen en-kele stad van de Samaritanen binnengaan,
6maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.”
- Het heil, oftewel de redding van God moest volgens het O.T. middels Israël tot de wereld komen.
- God had Israël in leven geroepen om hèt middel te zijn om Zichzelf aan de wereld bekend te maken.
- De bedoeling die God vanaf het begin met Israël voor ogen had was dat door Israël, alle andere volken op aarde zouden inzien dat de God van de Bijbel de enige echte levende God is.
- En, dat in-en door Hem alleen redding mogelijk is.
- Ook was het zo dat Israël haar Messias verwachtte; de hei-denvolken hadden geen weet van deze Messias, laatstaan dat zij Hem verwachtte.
- Dus, het is logisch dat Jezus Zich eerst richt op de verloren schapen van het huis van Israël, om hun te laten weten dat hun langverwachtte Messias gekomen is.
- En, natuurlijk houdt God de Vader en Jezus van de heiden-volken en van de Samaritanen.
- In Johannes 4 zien wij dat Jezus per se door Samaria heen moest gaan om naar Galilea te reizen omdat Hij de Samari-taanse vrouw en vele andere Samaritanen uit haar stad Sichar wilde redden.
- In Mattheüs 8 zien wij dat Jezus Zich ontfermt over de Romeinse soldaat wiens knecht verlamd en in veel pijn thuis lag.
- Het feit dat ik als niet-Jood hier in Zijn dienst sta ge-tuigt van het feit dat God absoluut van heidenen houdt.
Vers 7 – “
7En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
- Het is geen toeval dat Jezus hen opdraagt om deze bood-schap te verkondigen.
- Toen J.de Doper zijn bediening uitoefende was zijn bood-schap precies hetzelfde:
- Mattheüs 3:1-2 – “In die dagen trad J.de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, en zei: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’.”
- Bij het aanbreken van de bediening van Jezus was het eerste dat Jezus zei, precies hetzelfde:
- Mattheüs 4:17 – “Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’.”
- In al Zijn onderwijs in de synagogen, aan de menigte, aan de 12 discipelen, in de Bergrede, vóór Zijn arrestatie tijdens het Pascha en voor 40 dagen lang na Zijn opstanding uit de dood had Jezus gesproken over het Koninkrijk van God en hoe het leven in het Koninkrijk eruit hoort te zien.
- Bij Jezus draaide Zijn boodschap om het Koninkrijk der hemelen.
- Nu, de termen het ‘Koninkrijk der hemelen’ en het ‘Koninkrijk van God’ zijn uitwisselbaar; zij betekenen hetzelfde.
- Wanneer er sprake is van een koninkrijk, dan is er sprake van een koning. En de Bijbel leerde het Joodse volk dat er een moment zou komen dat er een Koning, oftewel, dé Messias zou komen om te regeren over Israël. Men verwachtte Hem!
- Alleen was Gods plan voor Zijn Koninkrijk anders dan men had verwacht. In de tijd van Jezus was Israël bezet door het Romijnse rijk en de Joden dachten dat de komende Koning hen zou bevrijden van de bezettingsmacht. Maar zo ging dat niet.
- Uiteindelijk, wanneer Jezus bij Zijn wederkomst terug komt, zal Hij Zijn Koninkrijk fysiek gaan vestigen en Hij zal persoonlijk regeren als de Koning der koningen.
- Maar voor nu, is het eigenlijk heel simpel: Gods Koninkrijk bestaat waar Jezus Christus regeert.
- Dus, toen ik door mijn wedergeboorte een kind van God werd, begon Jezus Christus te regeren over mijn leven. Omdat ik op het moment dat ik Jezus Christus vertrouwde voor mijn redding, ik mezelf had overgegeven aan de heerschappij van God.
- Daarom zegt men ook vaak dat iemand zijn/haar leven aan de Heere heeft gegeven.
- Jezus Christus regeert als Koning wanneer ik als weder-geboren christen Hem koste wat kost navolg, wanneer ik het christelijk leven uitdraag door het Woord van God koste wat kost te gehoorzamen.
- Het merendeel van Jezus’ onderwijs draaide om het Koninkrijk van God die in de harten van mensen een rea-liteit zou zijn.
- De boodschap was dus dat de Koning gekomen was en dat Hij in de harten van mensen wilde regeren.Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”
Vers 8 – “
8Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets.”
- Jezus gaf hen de opdracht om het werk van de Koning, om het werk van de Messias uit te voeren. Jezus delegeerde Zijn taak aan hen! Jezus zei hiermee: “Ga en doe wat ik doe!”
- En alles wat je zal doen, het prediken van het Evangelie, het genezen van zieken, het reiningen van melaatsen, het opwek-ken van doden, het uitdrijven van demonen, is omdat het jou door God gegeven is.
- a.w. de apostelen zullen het werk van de Koning ten uitvoer brengen omdat God hen voor niets daartoe in staat stelt.
- Zij hebben deze bekwaamheden van God als kado ontvang-en en omdat zij het voor niets ontvangen hebben wil God dat zij het voor niets weggeven.
- In die tijd waren er veel kwakzalvers, oplichters die zoge-naamde kracht hadden om mensen te genezen of te bevrijden van demonen.
- Alleen vroegen zij de mensen een hoop geld voor hun dienst. En, wanhopige mensen willen best wel wat geld neerleggen.
- De Bijbel leert ons in 1 Timotheüs en Titus 1 dat de dienst-knechten van God, in het bijzonder voorgangers, niet uit moe-ten zijn op oneerlijke winst.
- De apostel Petrus schrijft in 1 Petrus 5:1-2 – “De ouder-lingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en ge-tuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: ‘Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet ge-dwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar vrij-willig;’”
- God’s Woord is hierin duidelijk en toch worden vandaag de dag mensen opgelicht in de naam van Jezus.
Vers 9-10 – “
9Voorzie u niet van goud of zilver of kopergeld in uw gordels,
10of van een reiszak voor onderweg of twee stel onderkleren of sandalen of een staf. Want de arbeider is zijn voedsel waard.”
- Jezus zendt de apostelen uit om Hem en Zijn Koninkrijk te vertegenwoordigen. En omdat de Koning degene is die hen uitzend, verzekerd Hij Zijn discipelen dat Hij voor hun levens-onderhoud zal zorgen.
- Hij zegt hier dat zij niet vantevoren een budget moeten opstellen en vervolgens voldoende geld mee te nemen voor de reis. Nee, Jezus zegt dat zij helemaal geen geld mee moeten nemen.
- Ook geen reiszak, die normaliter gevuld is met eten en drinken voor onderweg. Geen extra kleding en ook geen staf, oftwel een wapen om zichzelf te verdedigen tegen rovers en wilde dieren.
- a.w. Jezus wil dat Zijn apostelen volkomen afhanke-lijk zullen zijn van God, want de arbeider is zijn voedsel, oftewel, zijn levensonderhoud waard.
- God weet als geen ander wat mijn gezin en ik nodig hebben. En als ik mezelf aan God geef als Zijn vertegenwoordiger, als ik mezelf in de oogst inzet als arbeider, dan zal God voor onze levensonderhoud zorgen. Punt uit!
- Hoe God dat doet is Zijn zorg. Ik hoef mij alleen maar te schikken aan Zijn wil en Zijn Woord. Ik hoef mij alleen maar door Hem te laten leiden waar Hij mij hebben wil, waartoe Hij mij zendt.
- Jezus was hier heel duidelijk over waar Hij Zijn aposte-len wilde hebben.
- En vandaag de dag is Jezus net zo duidelijk, alleen is het zo dat Hij alleen duidelijk spreekt tot Zijn discipelen en niet tot naam christenen.
Vers 11 – “
11Welke stad of welk dorp u ook zult binnenkomen, onderzoek wie het daarin waard is; en blijf daar, totdat u weer vertrekt.”
- De apostelen moesten wat speurwerk doen. Zij moesten on-derzoeken wie het waard was om hen te ontvangen.
- Jezus wilde dat Zijn apostelen slim te werk gingen.
- Hij wilde dat zij bij iemand thuis terecht kwamen die hen en hun boodschap omarmde, en Hij wilde dat zij in dat huis bleven tot hun vertrek uit dat dorp.
- a.w. Jezus wilde niet dat zij hun tijd verspilde door telkens te verkassen wanneer zij een beter aan-bod kregen.
Vers 12-13 – “
12En als u een huis binnengaat, begroet het dan.
13En als dat huis het waard is, laat dan uw vrede erover komen, maar als het dat niet waard is, laat dan uw vrede tot u terugke-ren.”
- Het was gebruikelijk om mensen te begroeten met “Shalom” wat “vrede” betekent, of “Shalom aleichem”, “vrede zij met u”.
- En Jezus zegt hier dat wanneer Zijn apostelen mensen vin-den die open staan voor God en voor het Evangelie, dat zij de mensen van het huis Gods vrede toewensen.
- Dit is een zegen die zij kunnen uitspreken want wan-neer iemand open staat voor het Koninkrijk van God, dan is het gevolg dat zij inderdaad de vrede met God en de vrede van God zullen krijgen.
- Daarentegen, wanneer iemand niet openstaat voor God en voor het Evangelie, dan kunnen de apostelen niet Gods vrede over hen uitspreken.
- Want wanneer iemand Gods Koninkrijk niet volle-dig aanvaard, dan zullen zij niets te weten komen van de vrede met God en de vrede van God.
Vers 14 – “
14En als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, vertrek dan uit dat huis of die stad en schud het stof van uw voeten.”
- Wanneer de Joden vanuit een gebied van de heidenvolken of de Samaritanen terug naar Jeruzalem kwamen was het gebrui-kelijk dat zij heel demonstratief de stof van hun sandalen af klopte. Zij deden dit omdat zij Jeruzalem niet wilde bezoedelen met iets heidens.
- En Jezus zegt hier dat wanneer iemand niets te maken wil hebben met Zijn apostelen of het Evangelie, zij deze mensen moeten behandelen alsof zij heidenen zijn.
- a.w. zij moeten demonstratief laten zien dat zij verder niets met hen te maken willen hebben.
- Voor alle duidelijkheid: dit betekent niet dat wij onze (nog niet) gelovende familieleden, onze vrienden, kennisen, colle-ga’s, schoolgenoten, enz. moeten verwerpen.
- Nee, voor deze mensen blijven wij bidden dat zij tot geloof zullen komen en wij zullen blijven proberen om hen Jezus te laten zien.
- Maar, als iemand tot meerdere malen toe duidelijk maakt dat hij/zij niets met Jezus Christus en het Evangelie te maken willen hebben, dan moet je je biddend afvragen of God wel of niet wil hebben dat je je tijd en energie in die persoon blijft steken.
Vers 15 – “
15Voorwaar, Ik zeg u: Het zal voor het land van So-dom en Gomorra verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad.”
- Hieruit blijkt dat Gods oordeel verschillende gradaties kent, maar dat weet ik niet zeker.
- Wat wel duidelijk is, is dat alhoewel Sodom en Gomorra bij uitstek hét voorbeeld is van steden die door God streng ver-oordeeld waren, zal het voor degenen die Jezus Christus be-wust verwerpen nog erger zijn op de dag van het oordeel.
- En dit omdat de Koning der koningen Zichzelf aan hen heeft getoond, én omdat Hij Zijn vertegenwoordigers persoon-lijk naar hen toegestuurd had.
- De kennis van Jezus Christus brengt verantwoordelijk-heid met zich mee.
- Als ik in bijvoorbeeld onze kerkdienst de waarheid over Jezus Christus gehoord heb, dan houdt God mij verantwoordelijk voor die kennis.
- En als ik mezelf vervolgens niet onderwerp aan Jezus Christus als de Koning van Gods Koninkrijk, dan zal God mij op de dag van het oordeel veroordelen.
- Het is dus zaak mensen om Jezus Christus de plaats in je leven te geven die Hem toebehoort.
- Jezus is Messias, Jezus is de Koning der koningen. De vraag is: regeert Jezus Christus over jouw leven?