Vergeving en herstel (1/2) – Mattheüs 18:15-35

Vergeving en herstel (1/2) – Mattheüs 18:15-35

Vergeving en herstel (1/2)

Mattheüs 18:15-35

  1. Vorige week hebben wij gezien dat men zichzelf moet verloo-chenen en zich moet veranderen en vernederen tot het niveau van een klein kind om überhaupt een christen te kunnen wor-den en een christen te kunnen zijn.
    1. Ook hebben wij gezien dat God er totaal niet van gediend is wanneer iemand een van Zijn kinderen doet struikelen, wanneer iemand een van Zijn kinderen verleidt tot zonde, of wanneer iemand een van Zijn kinderen in de weg staat om dichter bij Jezus te komen, dichter naar Jezus toe te groeien.
      1. Jezus zei: “Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.”
    2. Jezus zei ook dat ik voor mezélf een struikelblok kan zijn, door een onheilige handel en wandel, en door mijn eigen lust en begeerten de vrije loop te laten gaan.
    3. Tot slot zagen wij dat wij elkaar niet mogen verachten, vooral niet degenen die afdwalen.
      1. Juist omdat de hemel en de engelen er alles aan doen om een christen te helpen om een christen te zijn, mogen wij elkaar niet verachten.
      2. Juist omdat Jezus zo ver gegaan is om onze broers en zussen te redden mogen wij hen niet verachten.
        1. In plaats van het verachten van een broer of zus, horen wij, zoals de Goede Herder dat doet, de afge-dwaalde schaap terug naar de kudde te helpen.

Vanmorgen gaan we verder met dit thema, alleen nu krijgen we te maken met wat er van mij, van jou, van ons verwacht wordt wanneer een broeder of zuster tegen jou zondigt.

Dit kan een broeder of zuster zijn die wel of niet afgedwaald is. Hoe dan ook, God wil dat wij er iets mee doen.

Lees Mattheüs 18:15-35

Toon volledige notities

Vers 15 – 15Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen.”

 

  1. Jezus legt hier een grondregel vast voor hoe Zijn Gemeente, hoe Gods kinderen, hoe wij, de mensen van Calvary Chapel met elkaar dienen om te gaan wanneer er sprake is van het tegen elkaar te zondigen.
  2. Kijk, het zondigen tegen een broer of zus is niet niets. Het kan soms verstrekkende gevolgen hebben. Ik geloof dat een ieder van ons daar wel iets van af weet. Want waar we met mensen te maken hebben, hebben wij helaas met zonde te maken.
    1. In extreme gevallen zijn er zelfs mensen die geen deel meer willen hebben aan een plaatseljke kerk omdat iemand tegen hen gezondigd heeft.
      1. Het zondigen tegen een broer of zus kan een hoop ka-pot maken. Maar ondanks al het menselijk leed, wanneer Gods kinderen tegen elkaar zondigen en er gen verzoen-ing is, is uiteindelijk Jezus Christus zelf, de dupe.
  • Wat doet zonde?
    1. Jesaja 59:1-2 – 1Blijft redding uit omdat Gods arm niet ver genoeg reikt? Vinden jullie soms geen gehoor omdat hij doof is? 2Nee, het ligt aan jullie eigen zonden! Zij staan als een muur tussen jullie en je God. Het zijn jullie zonden die God beletten je te horen!” (GNB)
      1. Zonde en tegen elkaar zondigen brengt scheiding tus-sen broers en zussen. En in Gods Koninkrijk hoort er juist eenheid te zijn. Vandaar dat er iets aan gedaan moet worden wanneer een broer of zus tegen je zondigt.
        1. Vandaar dat Jezus dit essentieel stuk onderwijs hierover geeft.
      2. Nu is het belangrijk om te kunnen onderscheiden wanneer wij deze grondregel horen toe te passen.
        1. Ik geloof niet dat wij om elk wissewasje naar elkaar toe hoeven te stappen om de overtreding op deze manier af te handelen.
        2. Waar het om gaat zijn grove overtredingen die relaties stuk maken, of die de gemeenschap ondermijnt, of die het vertrouwen in iemand schendt, of die de eenheid in, en de gezondheid van de kerk schaadt.
          1. Ik geloof dat als wij willen kunnen onderscheiden wan-neer wij deze grondregel horen toe te passen, dan horen wij gevoelig te zijn voor de leiding van de Heilige Geest, wij horen Gods Woord te kennen en deze te gehoorzamen én wij horen ons gezond verstand te gebruiken.
        3. Wat ook van essentieel belang is, is de reden waaróm je überhaupt naar een broer of zus toe hoort te gaan wanneer hij/zij tegen je gezondigt heeft. Jezus zegt: “als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen.”
          1. Dit soort confrontatie heeft slechts één doel voor ogen: en dat is om je broer of zus, die tegen je gezondigd heeft, te win-nen. Het doel is om de breuk, die er door de zonde is ont-staan, te herstellen.
            1. a.w. het doel is verzoening! Het gaat om het herstel van de relatie, herstel van de gemeenschap, herstel van het vertrouwen, herstel van de eenheid. Dit is voor Jezus van essentieel belang.

Vers 15 – 15Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen.”

  1. In eerste instantie hoeft niemand anders erbij betrokken te worden.
    1. Tenzij je zelf niet weet hoe je ermee om moet gaan, dan raad ik je aan om bij een geestelijk volwassen broer of zus de situatie voor te leggen en er samen voor te gaan bidden om uiteindelijk de nodige stappen te gaan zetten.
    2. Wat niet moet gebeuren is dat je het aan anderen doorver-teld. Soms doen wij dat onder het mom van: “ik wil dat ande-ren er voor gaan bidden.” Pas daarmee op. Jezus zegt hier nadrukkelijk dat het tussen u en hem alleen hoort te zijn.
  • Wat deze grondregel betreft zijn er, zoals met veel andere zaken, extremen. Één extreem is dat men om elk wissewasje een ander zijn/haar fouten aanwijst.

De andere extreem is dat men liever niemand ermee confron-teerd en de zaak bedekt onder de mantel der liefde.

  1. Sommige mensen hebben liever niet dat zij naar iemand toe moeten gaan om hen te confronteren met een zonde die zij zijn begaan.
  2. En wat zij denken en dan ook zeggen is dat zij de persoon in kwestie al vergeven hebben en dat het eigenlijk niet nodig is om die persoon nog eens daarmee te confronteren.
    1. Maar hoe “liefdevol” en “vergevingsgezind” zo’n houding ook kan lijken, het is ook zonde, want je bent dan onge-hoorzaam aan Gods Woord.
  • Met deze confrontatie is het niet de bedoeling dat je je gelijk wilt krijgen, of dat je die persoon op z’n plaats wil zetten.
    1. Nee, de bedoeling is dat je naar de persoon in kwestie toe gaat en uitlegd dat wat hij/zij gedaan heeft jou heeft ge-kwetst, of dat het jou heeft doen struikelen, of whatever. . .
    2. Het doel is om de persoon in kwestie in te laten zien dat zijn/haar handeling verstrekkende gevolgen heeft gehad.
      1. En weet je, in veel gevallen zal de persoon in kwestie direct al zeggen dat hij/zij er spijt van heeft en hij/zij jou om vergeving zal vragen. Dit is het gewenste resultaat!
      2. Het toedienen van vergeving heeft dan plaatsgevonden, datgene dat tussen jullie in stond is weggenomen, de relatie is hersteld, de gemeenschap is hersteld, het ver-trouwen kan er weer zijn, en er is weer eenheid. Nog-maals, dit is het gewenste resultaat.

Vers 16 – 16Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getui-gen elk woord vaststaat.”

  1. Helaas komt het wel eens voor dat men er niets van wil weten. En als dat zo is, dan ligt dat altijd aan het feit dat hij/zij hun hart hebben verhard tegen de Heilige Geest, omdat zij zich niet willen onderwerpen aan de heerschappij van Christus.
    1. Dit is aan alles te zien. Zij wandelen niet dicht bij de Heere, zij geven de Heilige Geest geen ruimte in hun leven, zij zijn Gods Woord ongehoorzaam en zij geven anderen de schuld.
  2. Hier zegt Jezus dat als de persoon in kwestie niet naar je wil luisteren, je één of twee broers of zussen over de situatie in-licht, er samen voor gaat bidden en vervolgens terug gaat naar de persoon om een tweede poging te doen om hem/haar te-recht te wijzen.
    1. Ook in deze fase geldt dat verzoening op de eerste plaats staat. Het is dus ook van essentieel belang dat jij en degenen die je meeneemt de hartsgesteldheid van Christus hebben.
  • Jezus zegt dat een zaak vaststaat op basis van twee of drie getuigen. Dit komt uit de Wet van Mozes vandaan.
    1. Deuteronomium 19:15 – “Eén enkele getuige mag tegen niemand opstaan met betrekking tot enige ongerechtigheid of tot enige zonde, bij elke zonde die men ook zou kunnen doen. Op de verklaring van twee getuigen of op de verklaring van drie getuigen staat de zaak vast.”
      1. Hiermee leert de Bijbel ons dat alleen een verklaring van minimaal twee of drie getuigen rechtsgeldig is.
      2. In het N.T. zien wij dat deze regel ook in de kerk van toepassing is.
        1. In 1 Timotheüs 5:19 schrijft de apostel Paulus: “Wijs een beschuldiging tegen een oudste van de hand, tenzij die bevestigd wordt door twee of drie getuigen.” (GNB)
      3. Nu moet ik er wel bij zeggen dat de twee of drie getuigen niet per se getuigen zijn van de oorspronkelijke zonde die de gedupeerde aangedaan werd, want zij waren er hoogstwaar-schijnlijk niet eens bij.
        1. Deze twee of drie getuigen getuigen van het feit dat de gedupeerde een poging doet om de persoon in kwestie terecht te wijzen, met als doel de relatie, de gemeen-schap, het vertrouwen en de eenheid te herstellen.
          1. Daarom zegt Jezus dat je een of twee mensen mee moet nemen.
          2. En als hij/zij nog niet wil luisteren, dan zijn er in ieder geval nu twee of drie getuigen die dit rechtsgel-dig kunnen vaststellen.

Vers 17 – 17Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.”

  1. Afhankelijk van hoe verhard het hart van de persoon in kwestie is geraakt tegen de Heilige Geest zal hij/zij wél of niet luisteren naar de gedupeerde en de getuigen.

En als hij/zij niet naar jou en de getuigen luistert, maak het dan bekend aan de gemeente, aan de plaatselijke kerk waar hij/zij, waar jullie een deel van uitmaakt. In ons geval, CC.

  1. Ook in deze fase geldt dat verzoening op de eerste plaats staat. Het is dus van essentieel belang dat de gemeente, ofte-wel, alle betrokkenen in de kerk de hartsgesteldheid en de vergevingsgezindheid van Christus hebben.
    1. Want stel dat er iemand in de gemeente is die zijn/haar Bijbel niet kent en niet begrijpt wat het doel is van deze grondregel.
    2. Stel dat deze persoon zélf een vleselijk iemand is wiens hart verhard is jegens de Heilige Geest. Zo’n persoon kan een hoop ophef maken, waardoor het doel van verzoen-ing, herstel van de relatie, herstel van het vertrouwen, herstel van de gemeenschap, en herstel van de eenheid, volkomen ondermijnt wordt. Dit wil je echt niet!
      1. Dit werkt het beste wanneer de mensen gegrond zijn in het Woord van God, vervuld zijn met de Heilige Geest en zelfverloochenende discipelen van Jezus Christus zijn.
        1. Hier gaat Jezus ook van uit, vandaar dat Hij ons hiertoe opdraagt.
      2. Door het aan de gemeente bekend te maken verbreed je het draagvlak voor verzoening.
        1. Waar iemand maling heeft aan één, twee of drie broe-ders of zussen, kan het zo zijn dat hij/zij wél tot inkeer komt wanneer de hele gemeenschap ervan afweet en men vervolgens deze broeder of zuster er op aanspreekt. Dit is wel het gewenste resultaat.

Vers 17b – “En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.”

  1. De heiden en de tollenaar waar Jezus het hier over heeft moe-ten worden gezien in de context van het Jodendom.
    1. Een Jood mocht geen omgang hebben met een heiden (een niet Jood). Een Jood mocht niet eens een huis van een heiden ingaan. Er was dus geen gemeenschap, geen omgang tussen Joden en heidenen (niet Joden).
    2. Een tollenaar was voor de Joden één van de meest ver-achte mensen omdat hij voor het Romijns rijk werkte die het land Israël had bezet. In de ogen van de Joden was een tolle-naar een landverrader omdat hij als Jood zijnde voor de be-zettingsmacht werkte.
      1. Bovendien waren vele tollenaars oplichters. Als zij bij-voorbeeld €100,- voor Rome moesten innen, dan inde zij willekeurige bedragen boven de €100,-, gaven de €100,- aan Rome en vulde hun eigen zakken met de rest.
    3. Dus, wat Jezus hier in vers 17b zegt: “En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn” dan bedoelt Jezus er iets specifiek mee.

En wat Jezus hiermee bedoelt hebben veel kerkgangers moeite mee.

  1. Jezus leert ons dat als er iemand in de gemeente is die grof tegen een broeder of zuster gezondigd heeft en zich er totaal niets van aantrekt, zich niet bekeerd, zich niet wil ver-zoenen, dan moet de fellowship, de gemeenschap met die persoon verbroken worden.
    1. Die persoon wordt de kerk uitgezet en mag niet meer terug komen totdat hij/zij zich bekeerd heeft, om verge-ving heeft gevraagd en verzoend wil worden.
    2. Alhoewel de persoon in kwestie het hoogstwaarschijn-lijk anders ziet, is hij/zij degene die zichzélf buiten de ge-loofsgemeenschap heeft geplaatst.
      1. Hoe dan ook, dit lijkt bijna niet christelijk. Want kijk hoe Jezus met heidenen en tollenaars omging. Hij at met hen, Hij had hen lief.
      2. Ja, Hij had hen lief en Hij at met hen, met het doel om hen te winnen, niet met het doel om hun zondig leven in stand te houden.
  • Dit schriftgedeelte, deze vier stappen worden bijna niet meer in de moderne kerk serieus genomen, laatstaan dat zij vandaag de dag nogeens toegepast worden.
    1. En dat komt omdat men tegenwoordig niet begrijpt wat Jezus voor ogen heeft. Ook deze laatste stap is niet bedoelt om die persoon voor altijd te verstoten, maar om verzoend te worden met die persoon. Herstel en verzoening is hiervan het doel.
    2. In die tijd was het zo dat als je de kerk uitgezet werd, je eigenlijk verbannen was van de christengemeenschap.

Je werd volkomen op jezelf teruggeworpen en je kon niet langer genieten van de fellowship, van de Bijbelstudies, van de gebedssamenkomsten, e.d. Je stond er alleen voor.

  1. Je kon niet zomaar bij die en die binnenwaaien om met hen te eten. Je kon niet zomaar een dienst bijwonen. Je hele sociale netwerk was ineens weg!
  2. En omdat je er alleen voor stond had je tijd om over dingen na te gaan denken; om God te gaan zoeken, om na te gaan of het inderdaad niet beter was geweest als je had geluisterd. Het doel is dat je uiteindelijk tot inkeer en tot berouw komt en dat je je bekeert.
  1. Kijk, nu is het zo dat als je bijvoorbeeld hier de kerk uitge-zet wordt, je de volgende dag ergens anders zou kunnen ker-ken. Maar dat is de plank geheel misslaan!
  1. Wij hebben in de Bijbel een praktijkvoorbeeld waarin de apostel Paulus deze grondregel van Jezus letterlijk toepast.
    1. 1 Korinthe 5:1-5 – 1Ik heb gehoord dat er bij u ontucht plaatsvindt en dan nog wel van een soort dat zelfs onder on-gelovigen niet voorkomt. Er is een man bij u die met zijn stief-moeder naar bed gaat. 2En u maar verwaand zijn! U had beter in de rouw kunnen gaan! Waarom hebt u die man niet uitge-stoten uit uw gemeente? 3-4Want al ben ik lichamelijk afwezig, in de geest ben ik bij u. Ik heb mijn oordeel over die man al klaar, alsof ik zelf aanwezig was. Als u in de naam van onze Here Jezus bijeen bent en ik er in de geest bij ben, moeten we die man door de kracht van de Here Jezus 5uit onze gemeen-schap stoten en aan satan overleveren. Daardoor zal zijn menselijke natuur worden verwoest, maar kan zijn geest op de grote dag van de Here gered worden.” (het boek)
      1. Na de vermaning van de apostel Paulus hebben de Ko-rinthiërs stap 4 op deze man toegepast. Zij hebben hem buiten de geloofsgemeenschap gezet met het oog op her-stel en verzoening.

 

  1. Nog geen jaar later schreef Paulus een tweede brief aan de Korinthiërs waarin hij hen aanspoort om de schuldige broeder te herstellen, omdat hij zich kennelijk had be-keerd.
    1. 2 Korinthe 2:4-11 – 4Ik vond het vreselijk die brief te schrijven! Mijn hart brak en ik huilde van ver-driet. Ik wilde u helemaal geen pijn doen, maar ik wil-de u wel laten weten hoeveel ik van u houd. 5Besef goed dat de man over wie ik schreef, die al die proble-men veroorzaakte, niet zozeer mij verdriet heeft ge-daan, als wel u; hoewel ik mijn deel ook heb gehad. 6Ik wil hem nu niet te hard vallen. Hij is door uw geza-menlijke afkeuring al genoeg gestraft. 7Het is nu tijd om hem te vergeven en te bemoedigen. Anders wordt hij zo verbitterd en ontmoedigd dat hij er nooit meer bovenop komt. 8Daarom vraag ik u hem te laten mer-ken dat u nog altijd van hem houdt. 9Ik heb die vorige brief ook geschreven om te zien hoe ver uw gehoor-zaamheid aan mij zou gaan. 10En nu, wanneer u ie-mand vergeeft, doe ik het ook. Als ik iemand iets ver-geef (vooropgesteld dat ik iets te vergeven heb), doe ik dat als vertegenwoordiger van Christus, terwille van u. Anders zou satan wel eens voordeel op ons kunnen behalen; 11wij kennen zijn streken maar al te goed.” (het boek)

Hier hebben wij dus een praktijkvoorbeeld waarin de schuldige partij eerst de kerkgemeenschap uitgezet wordt, en vervolgens nadat hij berouw toonde en zich had bekeerd, hij door de kerk weer hersteld werd en opgenomen werd in de gemeenschap.

Vers 18 – 18Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u op de aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn; en alles wat u op de aarde ont-bindt, zal in de hemel ontbonden zijn.”

  1. Hier zien wij dat Jezus de volmacht aan Zijn discipelen geeft om namens de hemel op te treden.
    1. a.w. als een plaatselijke geloofsgemeenschap te maken krijgt met iemand die niet naar de gedupeerde wil luisteren, niet naar de twee of drie getuigen wil luisteren en vervolgens ook niet naar de kerk wil luisteren, dan wordt deze persoon de kerk uitgezet en wat hier op aarde bindend is zal ook in de hemel bindend zijn.
    2. En wanneer de schuldige persoon zich bekeerd heeft en zich verzoend heeft met de gedupeerde dan zal de schuldige hersteld en weer opgenomen worden in de gemeenschap. En ook dat zal in de hemel bindend zijn.
      1. Simpel gezegd, wat wij als branche medewerkers als bindend verklaren, wordt tegelijkertijd op het hoofdkan-toor in de hemel als bindend verklaart.

Vers 19-20 – 19Verder zeg Ik u dat, als twee van u op de aarde iets, wat dan ook, eenstemmig verlangen, het hun ten deel zal vallen van Mijn Vader, Die in de hemelen is. 20Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun mid-den.”

  1. Dit is geen carte blanche om van God te krijgen wat je maar wilt. Deze belofte moet gezien worden in haar context.
  2. En Jezus geeft ons deze belofte in de context van de disci-plinaire maatregel die hier getroffen wordt. Dit is super belang-rijk!
    1. Op basis van Deuteronomium 19:15: “Op de verklaring van twee getuigen of op de verklaring van drie getuigen staat de zaak vast.” moeten er minstens twee mensen zijn.
    2. Het “wat dan ook” in vers 19 is een beetje ongelukkig vertaald, want het heeft hier specifiek te maken met de zaak in kwestie; wat er tussen twee gelovigen is gebeurt en wat er vervolgens mee moet gaan gebeuren.
    3. Het eenstemmig verlangen naar het gewenste resultaat is iets dat in de harten leeft van de twee of meer getuigen.
      1. Nu, als al deze elementen aanwezig zijn, dan zal God de Vader, Die in de hemelen is, Zijn goedkeuring geven op de beslissing die genomen is, door het te laten geschieden zoals men het voor ogen heeft.
        1. “Want”, zegt Jezus: “waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.”
        2. a.w. waar de twee of drie betrokken getuigen volledig naar Gods Woord en wil hebben gehandeld (in Zijn Naam) zal Jezus erbij zijn om ook Zijn fiat, Zijn goedkeuring te geven.

Vers 21 – 21Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe?”

  1. De norm van die tijd, wat de Rabbijnen handhaafde, was dat men, iemand die tegen hen gezondigd had, tot maximaal drie keer moest vergeven.
    1. Petrus, die het hart en de vergevingsgezindheid van God begint te begrijpen vraagt Jezus of hij een broeder/zuster die tegen hem gezondigd heeft tot zeven keer toe moet vergeven!

Vers 22 – 22Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal.”

  1. Hier zien wij de vergaande vergevingsgezindheid van God! Jezus zegt dat ik mijn broeder of zuster die tegen mij gezon-digd heeft, zeventig maal zevenmaal moet vergeven.
    1. Dit is 490 keer! Maar het idee erachter is dat je je broers en zussen onbeperkt moet blijven vergeven. Want dat is wat God voor jou en jouw broers en zussen heeft gedaan en doet.
      1. Kolossenzen 3:12-13 – “Bekleed u dan, als uitverko-renen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoe-lens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zacht-moedigheid, geduld. Verdraag elkaar en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen.”
      2. Efeze 4:31-32 – “Laat alle bitterheid, woede, toorn, geschreeuw en laster van u weggenomen worden, met alle slechtheid, maar wees ten opzichte van elkaar vrien-delijk en barmhartig, en vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft.”

Vers 23-27 – 23Daarom kan het Koninkrijk der hemelen verge-leken worden met een zeker koning die afrekening wilde houden met zijn slaven. 24Toen hij begon af te rekenen, werd er iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was.25En toen hij niet kon betalen, gaf zijn heer opdracht dat men hem zou verkopen, én zijn vrouw en kinderen en alles wat   had, en dat de schuld betaald moest worden. 26De slaaf dan knielde voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. 27En de heer van deze slaaf was innerlijk met ontferming bewo-gen, liet hem gaan en schold hem de schuld kwijt.”

Vers 28-34 – 28Maar deze slaaf ging naar buiten en trof een van zijn medeslaven aan, die hem honderd penningen schuldig was. Hij pakte hem beet, greep hem bij de keel en zei: Betaal mij wat u schuldig bent. 29Zijn medeslaaf dan liet zich voor hem neervallen en smeekte hem: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. 30Hij wilde echter niet, maar ging heen en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld betaald zou hebben. 31Toen zijn medeslaven zagen wat er gebeurd was, werden zij erg be-droefd; zij gingen naar hun heer en vertelden hem alles wat er gebeurd was. 32Toen riep zijn heer hem bij zich en zei tegen hem: Slechte slaaf, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat u mij dat smeekte. 33Had ook u geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ik ook medelijden met u had? 34En zijn heer, boos als hij was, gaf hem aan de pijnigers over, totdat hij alles wat hij hem schuldig was, betaald zou hebben.”

Vers 35 – 35Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft.”

  1. Als ik beweer dat ik christen ben, d.w.z. als Christus en iemand niet wil vergeven, dan is dat het bewijs dat ik zelf Gods verge-ving niet heb ontvangen.
    1. Het één vloeit voort uit het ander. Dit is een geestelijk wet. Als ik ervan doordrongen ben dat God mij van al mijn zonde, van al mijn ellendige keuzen heeft vergeven, dan is de vrucht daarvan dat ik iedereen vervolgens zou kunnen en willen vergeven.