Waarom zou ik mijn kerk financieel ondersteunen 2 van 4 – 1 Korinthe 9:1-14

Waarom zou ik mijn kerk financieel ondersteunen 2 van 4 – 1 Korinthe 9:1-14

Waarom zou ik mijn kerk financieel ondersteunen 2 van 4

Twee zondagen geleden waren we bij I Korinthe 9 gebleven, waarin de apostel Paulus ons heel concreet uitlegd dat hij en Barnabas het recht hadden op financiële ondersteuning van de kerk in Korinthe.

Mocht je die preek gemist hebben, dan raad ik het zeer sterk aan om die alsnog te gaan beluisteren.

Toon volledige notities

Paulus en Barnabas vervulde in Korinthe meerdere rollen; waaronder dat van apostel, evangelist, voorganger, oudste, herder, leraar en profeet e.d.

Kortom, Paulus en Barnabas hielden zich full-time bezig met het Evangelie. Dat was hun werk; dat was hun beroep.

En Paulus’ argument om door de kerk in Korinthe voor dát werk betaald te worden, was gegrond op zes dingen.

Waardoor ik de preek genoemd had: “Zes redenen waar-om de plaatselijke kerk haar voorganger en gezin zou moeten onderhouden.

Of: “Zes redenen waarom de plaatselijke kerk haar evangelisten of haar zendelingen zouden moeten onderhouden.

De bredere context van dit Schriftgedeelte in I Korinthe 9 is dat Paulus de Korinthiërs duidelijk wil maken dat hij volgens Gods Woord en Gods wil, het recht heeft op een salaris van de kerk.

Maar, dat hij omwille van hun zwakheid, hun onvolwassen-heid, dit recht naast zich neergelegd had.

Paulus maakte dus geen gebruik van dit recht. En op dit onderwerp, het niet op je strepen staan, komen wij over twee weken terug.

Maar vanmorgen wil ik doorgaan op wat ik jullie twee weken geleden had beloofd:

Twee weken geleden hadden we gekeken naar de waarom vraag: “Zes redenen waarom de plaatselijke kerk haar voorganger zou moeten onderhouden.”

Vanmorgen en volgende week gaan we kijken naar hoe; alleen gaan we niet zozeer kijken naar hoe we de voor-ganger financieel horen te onderhouden.

Het is voor mij/ons veel belangrijker als we gaan kijken naar wat de Bijbel ons leert over zowel het Oud als het Nieuw Testamentisch geven.

Dus, vanmorgen en volgende week zondag gaan we kij-ken naar wat de Bijbel ons leert over Gods kijk op het geven van geld.

Wij hebben dagelijks te maken met geld:

Of je nu gaat pinnen, chippen, online bankieren, contant afrekenen met biljetten of klein geld, zakgeld, whatever.

Een ieder van ons heeft er dagelijks, direct of indirect mee te maken. Geld is iets waar wij niet zonder kunnen; want voor alles in dit leven heb je geld nodig.

En hoe wij als christenen omgaan met geld is, een goeie manier om te toetsen/meten hoe geestelijk volwassen wij daadwerkelijk zijn.

De Bijbel leert ons dat wij als christenzijnde rentmeesters zijn.

Een rentmeester is iemand die geld van een ander heeft gekregen om daar goed mee om te gaan. Dus, het geld dat de rentmeester heeft is niet zijn eigen geld.

Daarom leert de Bijbel ons dat wij juist goede rentmeesters horen te zijn.

Wij worden dagelijks geconfronteerd met het nemen van beslissingen over geld. En de beslissingen die wij nemen wor-den voornamelijk gemaakt op basis van vier dingen:

Hoe zie je geld? Wat vind je van geld? Wat voor gevoel heb je bij geld?

Hoe kom je aan geld?

Hoe geef je geld uit? Aan wat spendeer je geld?

Hoe geef je geld weg?

Leert de Bijbel ons iets over hoe wij geld horen te zien, of wat wij ervan horen te vinden, of wat voor gevoel wij erbij horen te hebben? Ja, absoluut!

Ten eerste horen wij geld niet lief te hebben:

1 Timotheus 6:10 – “Want de liefde voor het geld is de eerste stap naar allerlei andere zonden. Sommige mensen hebben zich daarvoor zelfs van God afgewend en zich veel ellende op de hals gehaald.” (het boek)

Wij horen niet op geld te vertrouwen. Wij horen niet te denken dat onze zekerheid in geld te vinden is:

1 Timotheus 6:17a – “Zeg tegen de rijken dat zij niet trots mogen zijn en niet moeten vertrouwen op hun geld, dat slechts een twijfelachtige zekerheid geeft,” (het boek)

Wij horen niet rijk te willen worden:

1 Timotheus 6:9 – “Maar wie graag rijk willen worden, komen al gauw in verleiding om verkeerde dingen te doen. Zij verlangen naar onnodige en ver-keerde dingen en gaan tenslotte verloren.” (het boek)

Wij horen als Gods kinderen hard te werken en als God wil dat wij rijk worden dan zal Hij dat bepalen. Het mag absoluut niet een doel op zich zijn.

Leert de Bijbel ons iets over hoe wij aan geld horen te komen? Ja, absoluut!

Ten eerste horen wij niet te stelen om aan geld te komen. Hoe logisch dit voor ons ook lijkt, wil ik het toch noemen!

Psalm 37:21 – “De goddeloze leent en betaalt niet terug;” – ook dit is stelen!

Amos 8 en Hosea 12 spreken van onzuivere weegschalen waarmee ze mensen besodemieteren en hun te veel laten betalen voor hun producten. – ook dit is stelen!

Jakobus 5:4 – “Hoor het geroep om loon dat u niet hebt uitbetaald aan degenen die uw velden maai-den! Het geschreeuw van degenen die uw oogst bin-nenhaalden, is doorgedrongen tot de almachtige Heer!” (GNB96) – ook dit is stelen!

Er zijn dus genoeg manieren om geld te ste-len zonder dat je het direct van iemand afpakt.

Maar goed, dit is hoe wij er niet aan horen te komen. Maar, hoe horen wij dus wél aan geld te komen?

Eén hele legitieme manier om aan geld te komen is door middel van de vrijgevigheid van anderen.

Paulus ontving tot vele malen toe giften. Ook ik en mijn gezin zijn tot vele malen toe gezegend met giften van anderen.

Als je in de dienst staat van de Heere, zal Hij het op de harten van mensen leggen om jou giften te geven wanneer het nodig is.

Ook kunnen wij op een wijze en verantwoorde manier geld investeren om aan geld te komen.

Dit is welliswaar geen korte termijn oplossing; maar het is wel een manier.

In Mattheus 25 sprak Jezus in een gelijkenis over de slaven aan wie de eigenaar zijn geld had toevertrouwd.

Een van de slaven had er niets mee gedaan waarop Jezus zei dat hij het beter had kunnen investeren zodat hij er rente op had kunnen verdienen.

Dus, door te investeren kunnen wij ook aan geld komen.

Maar, toch is en blijft werken, het verrichten van arbeid dé manier om aan geld te komen:

De Bijbel leert ons dat wij zes dagen horen te werken en op de zevende dag horen wij te rusten.

Spreuken 28:19 – “Wie de grond bewerkt, zal genoeg te eten hebben, maar wie luchtkastelen bouwt, zal van de wind moeten leven.” (GNB96)

Spreuken 14:23 – “Eerlijk en hard werk levert iets op; nutteloos geklets niet.” (het boek)

2 Thessalonicenzen 3:10 – “…als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten.”

De Bijbel leert ons ook hoe wij geld horen uit te geven!

Ten eerste horen wij geld uit te geven aan het onder-houden van onze gezinnen en om in de noden te voor-zien van degenen om ons heen.

1 Timotheus 5:8 – “Wie niet voor zijn eigen fa-milieleden wil zorgen, als die hulp nodig hebben (in het bijzonder als ze tot zijn eigen gezin horen) mag zich geen christen noemen. Zo iemand is slechter dan een ongelovige.” (het boek)

Ten tweede horen wij geld uit te geven aan het direct terugbetalen van onze schulden.

Romeinen 13:8 zegt dat wij bij niemand in de schuld blijven staan. M.a.w. wij moeten onze schulden zo snel mogelijk afbetalen.

2 Koningen 4:7 – “Toen zij Elisa vertelde wat er was gebeurd, zei hij tegen haar: “Ga de olie nu verko-pen en betaal uw schuld. Er zal dan nog genoeg over-blijven om met uw zonen van te leven.” (het boek)

Ten derde horen wij geld uit te geven aan het opvullen van ons spaarpotje.

Spreuken 30:24-25 – 24De volgende vier zijn weliswaar klein, maar hebben van God grote wijsheid gekregen: 25De mieren hebben weliswaar geen ver-stand, maar zijn toch zo verstandig in de zomer hun voedsel te verzamelen.”

De mieren sparen hun voedsel in de zomer op zodat zij in de wintertijd te eten hebben.

Zo is het voor ons ook verstandig als het mogelijk is om ons spaarpotje te vullen voor het geval dat magere tijden aanbreken.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe wij geld horen te zien, hoe wij aan geld horen te komen en hoe wij geld horen uit te geven.

Aan hoe je met geld omgaat kan je precies pijlen hoe gees-telijk volwassen je bent.

Het is precies hetzelfde als hoe je met je vrouw omgaat, of je man, of jouw kinderen, hoe je je werk doet, hoe je je broers en zussen in Christus behandeld, hoe je met je gebedsleven omgaat, hoe je met je Bijbel omgaat, enz…

Aan al deze dingen, en dus ook aan hoe je met je geld omgaat kan je zien hoe jij geestelijk in elkaar zit.

En ik weet dat het hartstikke moeilijk is om in deze wereld, anno 2009 een goede rentmeester te zijn.

Want laten we eerlijk zijn, de wereld doet haar uiterste best om ons te verleiden om heel stom met geld om te gaan.

Wij worden dagelijks dood gegooid met de boodschap dat wij geld moeten uitgeven.

Dus, om die verleiding te kunnen weerstaan moet je stevig in je geestelijk schoenen staan.

Alhoewel de Bijbel ons leert over hoe wij geld horen te zien, hoe eraan te komen en hoe wij het horen uit te geven, hecht de Bijbel de meeste waarde aan hoe wij geld weggeven.

Dit is door de gehele Bijbel heen een zeer belangrijk onder-werp.

Tegelijkertijd is het in de praktijk best wel moeilijk om te weten hoe en aan wie je geld moet geven.

Zoals je door de creativiteit van de reclame guru’s doodge-gooid wordt met de boodschap om geld uit te geven, word je als christen ook overladen door tal van christelijke organisa-ties die jouw geld willen hebben.

En ze hebben stuk voor stuk een goeie reden om jou om geld te vragen.

Maar als wij ingaan op alle mailingen die wij per post ontvangen of via de e-mail, dan kunnen we onsszelf bin-nen no time bankroet verklaren.

Sommigen hebben hierop een oplossing bedacht dat voor vele mensen werkt; en dat is dat men één tiende weggeeft.

Er wordt gezegd dat de Bijbelse oplossing hiervoor is wat de Wet van Mozes ons voorschrijft; en dat is dat iedere gelovi-ge hun tiende ofwel 10% van hun inkomsten weggeeft.

Alleen is het namelijk zo dat het N.T. niets zegt over het geven van de tiende. Nergens in het N.T. wordt er tegen de gelovigen gezegd dat zij hun tienden moeten geven.

Het geven van de tiende klinkt opzich wel redelijk, alleen geloof ik niet dat het Bijbels is.

De reden waarom kerken de tiende “pushen” is omdat ze bang zijn dat er niet genoeg geld binnen zal komen om de kerk draaiend te houden.

Maar dit is niet de juiste motivatie om te geven. Als het op deze manier gedaan wordt, dan geeft men uit verplich-ting in plaats van uit liefde en een blijmoedig hart.

Daarnaast kan het geven van de tiende ook heel erg beperkend zijn. Want het kan je in de weg staan van wat je eventueel kán doen.

Als iemand zijn/haar “verplichte” tiende geeft, dan kunnen zij het gevoel krijgen dat zij voor die maand klaar zijn. Zij zijn hun verplichting nagekomen en that’s it.

Terwijl God misschien hele andere ideeën heeft voor het geld dat in die maand weggegeven moet worden.

Ik geloof niet dat de tiende is wat God van ons verlangt. Sterker nog ik geloof dat het geven van de tiende zowel in het O.T. als in het N.T. nooit Gods bedoeling is geweest.

En om dit duidelijk in beeld te krijgen moeten we kijken naar de geschiedenis van het geven. Er zijn in principe drie perioden waar we naar moeten kijken:

De tijd vóór Mozes, de tijd tussen Mozes en Jezus en de tijd van Jezus tot heden.

Dit zijn drie verschillende perioden in de geschiedenis van hoe God met Zijn kinderen omgaat.

En alhoewel deze drie perioden verschillend zijn, is de manier waarop God wil dat Zijn kinderen geven precies hetzelfde.

Wat we zullen zien is dat er in principe twee soorten van offers zijn.

vrijwillige offers, waarin je iets offert omdat je het wil;

verplichte offers, waarin je iets offert omdat het moet.

De Bijbel leert ons allebei; ja, wij moeten geld wegge-ven en ja, wij mogen geld weggeven als wij dat willen.

 

In de periode vóór Mozes zien wij een aantal voorbeelden waarin men een tiende geven aan God. En velen vandaag de dag baseren hun standpunt om de tiende te verplichten, op deze gebeurtenissen.

Nou, de term tiende komt zeer zeker voor in het O.T. Het betekent simpelweg 10%.

In de verschillende afgodendiensten van de heidenen was het voor de heidenen gebruikelijk om 10% te offeren aan hun goden.

Maar het is niet iets dat God aan de mensen vóór de tijd van Mozes aan de mensen heeft opgelegd.

In Genesis 4 zien wij dat Kaïn en Abel, de twee zonen van Adam en Eva aan God offerde.

Er staat niet hoeveel zij offerde, maar er staat wel dat zij het uit eigen initiatief hebben gedaan.

Er staat in vers 3 dat het gebeurde na verloop van enige dagen dat zij een offer brachten aan God.

Het punt is dat God het niet aan hun opdroeg; dit was een vrijwillig offer, zij deden het omdat zij het wilde.

In Genesis 8 zien wij dat Noach aan God offerde.

Ook hier zien wij in de Bijbel geen gebod van God, we zien geen percentage, geen voorschrift van hoe vaak Noach dit moest doen, het was geen vereiste en het was geen voorwaarde.

Dit was een spontane en vrijwillig offer.

Even verderop in Genesis 12 zien wij dat Abram aan God offerde.

God verscheen aan Abram om hem te roepen om Vader Abraham te worden en als antwoord op Gods roeping zien wij in vers 7 dat Abram een altaar bouwde om aan God te offeren.

Nogmaals, een vrijwillig offer omdat Abram dit wilde.

In hoofdstuk 13:18 doet Abram precies hetzelfde.

In Genesis 14 zien wij voor het eerst dat de tiende voor-komt.

Abram’s neefje Lot werd als krijgsgevangene meege-nomen door een boevenbende en Abram is er achteraan gegaan.

Nadat God Abram de overwinning had gegeven en Lot teruggebracht had kwam Abram een zekere koning tegen die Melchizedek heette.

Deze Melchizedek, de Koning van Salem, die ook een priester was van God de Allerhoogste bracht Abram eten.

En uit dankbaarheid aan God gaf Abram deze Melchizedek, die God vertegenwoordigde één tiende deel van alles; niet van alles dat Abram bezat, maar van de buit.

In Hebreeën 7:4 staat dat Abram één tiende deel van de buit aan Melchizedek gegeven had.

Het Grieks woord voor buit betekent hier het allerbeste dat er is. Dus, Abram gaf één tiende deel van het allerbeste van de buit.

Maar, alhoewel hier sprake is van de tiende, werd het niet door God opgedragen. Ook hier was er sprake van een vrijwillig offer aan God.

Abraham werd 175 jaar oud en nergens in de Bijbel staat dat Abraham dit ooit hiervoor of hierna heeft gedaan.

Dit was de enige keer dat Abraham één tiende deel aan God had geofferd en het was volkomen vrij-willig om Zijn dank en waardering aan God te betonen.

In Genesis 28 zien wij dat God aan Jakob in een droom verscheen en hem de belofte bevestigd die God ook aan Abra-ham zijn vader had gegeven.

En in vers 22 zien wij dat Jakob een gelofte doet aan God om God één tiende deel van alles te geven dat God aan hem geeft.

Nogmaals, een vrijwillig offer aan God.

In heel het boek Genesis, uit alle offers die ooit geofferd zijn, komt de tiende slechts twee keer voor.

En in beide gevallen is er geen sprake van een gebod van God, het is geen voorwaarde, we zien geen percen-tage, geen voorschrift van hoe vaak het gedaan moet worden.

Kortom, in heel het boek Genesis is de tiende een ge-heel vrijwillig offer aan God.

Dit waren de vrijwillige offers in Genesis, in de periode vóór Mozes.

Er zijn ook nog de verplichte offers die in Genesis voorko-men en de offers in de periode tussen Mozes en Jezus en in de periode van Jezus tot heden.

Maar, daar komen wij volgende week op terug.

Jezus is 2000 jaar geleden naar de aarde toe gekomen om ons leven te geven en overvloed.

Wij geven niet omdat het moet, maar omdat wij het willen, uit een dankbaar hart, uit ons liefde voor God en voor elkaar.

God wil dat wij weten hoe wij horen te geven en daarom ben ik dankbaar dat God het ons in Zijn Woord, de Bijbel dui-delijk maakt.

Denk aan hoe je geld ziet, hoe je eraan komt, hoe je uitgeeft, hoe je het weggeeft. En laat hierin vooral, Gods Woord en de H.Geest bepalend zijn.