Een Bijbelse blik op profetie

Een Bijbelse blik op profetie

Romeinen 12:7 (7-4-2024) Een Bijbelse blik op profetie

In onze vorige Romeinen studie, hebben we gekeken naar het ‘streven naar genadegaven’. We hebben een aantal vragen over de genadegaven beantwoord, waarin we steeds hebben gezien dat alles uit genade is. En dat genade de basis en drijfveer is, van waaruit we God kunnen dienen (door genade).

v7 Een Bijbelse blik op profetie

In zijn uitleg over voor God leven (Romeinen 12:1-6), is Paulus aan het doorpakken op alles dat hij eerder gezegd heeft (Romeinen 1-11). Het logische gevolg van álles dat hij gezegd heeft, is dat wij nu, in de kerk anno 2024, “profetie, naar de mate van het geloof” hebben.

Wat is profetie?

  1. Profetie in het OT

De eerste persoon in de Bijbel die een profeet genoemd wordt, is Abraham. God Zelf omschrijft hem in Genesis 20:7 als “een profeet”. Er staat verder niks over wat Abraham gedaan of gezegd heeft. Het enige dat we zien is dat God hem zo omschrijft.

Deuteronomium 18:15-18 “Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren, overeenkomstig alles wat u van de HEERE, uw God, bij de Horeb gevraagd hebt, op de dag dat u daar bijeenkwam, toen u zei: Ik wil de stem van de HEERE, mijn God, niet langer horen en dit grote vuur wil ik niet meer zien, anders zal ik sterven. Toen zei de HEERE tegen mij: Het is goed wat zij gesproken hebben. Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken.”

God spreekt hier over Jezus, terwijl Hij het volk Mozes voorhoudt. Mozes is de man die ‘van aangezicht tot aangezicht’ met God sprak (Exodus 33:11). Jezus is de Enige Die dat voorbeeld kon volgen, omdat Hij de Zoon van God is.

Jeremia 1:9 “Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.”

Dit is dus ook wat we zien bij alle profeten door het Woord heen. Ze kregen van God woorden, die ze moesten doorgeven aan het volk (Ezechiël 2:7, Hosea 1:2, Joël 1:1, Micha 1:1, Zefanja 1:1, Jona 1:1, Amos 1:3). Profeten hadden dus deze taak: horen en doorgeven; wat God dan ook zei.

Numeri 11:25 “Toen daalde de HEERE neer in de wolk en sprak tot hem, en Hij zonderde een deel af van de Geest Die op hem was, en droeg dat over op de zeventig mannen, die oudsten. En het gebeurde, toen de Geest op hen rustte, dat zij profeteerden, maar daarna niet meer.”

We zien hier dat er profeten waren die eenmalig profeteerden. De Geest kwam op hen en toen dat gebeurde, profeteerden ze. We weten niet wat ze gezegd hebben, deze OT profetie is níet opgenomen in de Bijbel, God wilde dit blijkbaar niet doorgeven aan ons.

We zien dus dat de Geest leidend en bepalend is als het om profetie gaat. We zien dat Hij moet leiden, zij het eenmalig, zij het vaker; alleen dan kan er Bijbelse profetie zijn. God kan dan zelfs iemand als Saul gebruiken, die God afwees, om te profeteren. De Gever is bepalend, niet het middel in Zijn hand.

Wat heel mooi is, is dat God evenveel van mannen en vrouwen houdt. Hij heeft verschillende rollen voor ze, maar dat is puur voor binnen het huwelijk en de leiding van de kerk. Buiten dat zijn er geen verschillen in taken en verantwoordelijkheden. Zo ook bij profeteren.

We weten niet precies wat Mirjam profeteerde, dat staat er niet. Debora profeteert dat Sisera, een vijand van Israël, door de hand van een vrouw zou verslaan (Richteren 4:9). Ook vertelde Debora wat het moment van aanvallen was (v14), zoals doorgegeven door de HEERE.

Profeten zijn dus mensen, man of vrouw, die woorden van God doorkrijgen. Deze woorden geven ze door aan degene(n) voor wie God dat bedoeld heeft. En dat kan eenmalig, een paar keer of zelfs structureel zijn. De Heilige Geest is in alle gevallen leidend.

2) Profetie in het NT

Belangrijk is dan om te zien wat profetie in het NT is, of er verschil is en wat dat betekent voor de genadegave van profetie (Romeinen 12:7).

Handelingen 2:16-18 “Maar dit is wat gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen. En ook op Mijn dienaren en op Mijn dienaressen zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.”

Petrus geeft hier zijn preek op Pinksteren. Hij legt uit dat “wat gesproken is door de profeet Joël” (v16) gebeurd is. Hij zegt dat God Zijn Geest zal uitstorten “op alle vlees” (v17) Het resultaat is dat “uw zonen en dochters zullen profeteren” Dat is heel belangrijk voor een compleet Bijbels begrip.

Duidelijk moet zijn dat dit gaat om alle mensen die in Jezus Christus geloven als Zoon van God. De Geest woont in de christen (1 Korinthe 3), komt óver de christen (Handelingen 1:8). Doordat Hij dat nu doet, vandaag de dag, is Bijbelse profetie beschikbaar voor iedere christen.

1 Korinthe 14:1-4 “Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven, en vooral daarnaar dat u mag profeteren. Wie namelijk in een andere taal spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand begrijpt het, maar in zijn geest spreekt hij geheimenissen. Wie echter profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost. Wie in een andere taal spreekt, bouwt zichzelf op, maar wie profeteert, bouwt de gemeente op.”

Dit is een zeer belangrijk, relevant, vers. Paulus heeft net uitgelegd wat liefde is (1 Korinthe 13), een hoofdstuk dat we allemaal als relevant zien voor vandaag de dag. Ook de opdracht in v1, “Jaag de liefde na” zien we als relevant vandaag de dag.

Wát profetie ook is, we moeten ernaar streven. Hoe het ook werkt, we horen ernaar te streven als christenen. Hier wordt geen onderscheid gemaakt, dit is dus niet alleen voor oudsten, diakenen, ‘speciale christenen’, o.i.d. Allemaal krijgen we deze taak van de Heere.

Wat ik hiermee bedoel is dat er nergens een verplichting staat om ‘tongentaal’ te spreken. We zien hier de oproep om te profeteren, om daarnaar te verlangen. De reden is dat het de ander opbouwt, vermaant en troost, dat het de gemeente opbouwt. Dát is het doel, dát is wat de Geest wil bereiken.

Profetie is dus iets om naar te streven, iets dat de gemeente nodig heeft. God wil dus dat jij, u en ik ons hier naartoe uitstrekken. Het is dus belangrijk dat je God gaat vragen wélke genadegave Hij voor jou heeft, en dat je ervoor open staat dat Hij Bijbels wil profeteren door jou heen.

1 Korinthe 14:29-31 “En laten twee of drie profeten spreken, en laten de anderen het beoordelen. En als aan een ander die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat dan de eerste zwijgen. Want u kunt allen, de één na de ander, profeteren, opdat allen leren en allen bemoedigd worden.”

Dit is een zeer belangrijk principe van Bijbelse profetie, er moet “iets geopenbaard” worden (v30). En God is Degene Die openbaart; God de Geest. Hij maakt duidelijk wat Hij wil zeggen, wat een ‘openbaring’ is voor degene die Hij gebruikt om het door te geven.

Ook hier zien we dat God dingen openbaart aan mannen en vrouwen. We zien profeten in Antiochië (Handelingen 13:1), de dochters van Filippus (Handelingen 21:9), maar ook een groep discipelen (Handelingen 19:1-6). Hij leidt om wat Hij openbaart door te geven aan de kerk.

De Heilige Geest wil dingen duidelijk maken. Dat kan Hij op allerlei manieren doen; Bijbelse profetie is er daar één van. Hij kan dingen duidelijk maken, dingen doorgeven aan de mens. Hij openbaart wat er gezegd moet worden, de mens gehoorzaamt door dat door te geven.

1 Thessalonicenzen 5:19-22 “Blus de Geest niet uit. Veracht de profetieën niet. Beproef alle dingen, behoud het goede. Onthoud u van elke vorm van kwaad.”

Paulus zegt hier verschillende dingen, maar belangrijk is v20: “Veracht de profetieën niet”. Blijkbaar gebeurde dit wel in deze gemeente; God moest ingrijpen via Paulus. Hij moest duidelijk maken dat het niet juist was om “de profetieën” te verachten.

Wat hij hier zegt is ‘onderzoek’, ‘kijk of iets echt is’. Paulus heeft ditzelfde woord gebruikt in Romeinen 12:2, als het gaat om het onderscheiden wat de wil van God is. Je moet dat ‘onderscheiden’, toetsen of het echt is of niet. En dat moet dus ook met profetie.

Ik hamer op ‘Bijbelse profetie’, omdat niet alles dat ‘profetie’ heet dat ook echt is. Veel is niet Bijbels te staven, valt buiten de kaders van het Woord. Ook zijn er ‘profeten’ die dingen zeggen, die gewoon leugens blijken te zijn, omdat het niet uitkomt. Daarom moet het Bijbelse profetie zijn.

Volgende keer ga ik in op vragen als is het voor deze tijd, hoe zit het met het fundament dat gelegd is (Efeze 2:20), wanneer het volmaakte gekomen is (1 Korinthe 13), het zwijgen van vrouwen (1 Korinthe 14:34), etc. Dat paste niet voor vandaag.

Wat kunnen we hiermee? Hoe wordt deze info praktisch? Paulus onderwijst in Romeinen 12:7 over profetie. Hij geeft aan dat dit een genadegave is die in de kerk is (v6). Uit 1 Korinthe 14 weten we dat de gemeente dit nodig heeft, dat dit een taak is die uitgevoerd moet worden tot opbouw, etc.

Jezus stierf aan het kruis, en stond weer op, zodat wij eeuwig leven kunnen hebben. Hij deed dit o.a. ook, zodat wij Hem kunnen dienen, vanuit genade. Alles aan de genadegaven is genade, niemand kan dit uit eigen kracht. Hij wil dat we dienen, maar alleen in het besef dat Hij het werk moet doen.

Als je nog niet gelooft, vandaag staat God klaar met Zijn genade om jou te redden. Jezus gaf Zijn leven, zodat jij en ik leven kunnen hebben. Jouw en mijn zonde verdient straf, de straf die door Jezus werd gedragen. Geloof in Hem en je bent vergeven; bekeer je van je zonde en keer je naar God.

Christen, we horen een Bijbelse blik op profetie te hebben; heb jij dat?

Markus 14:22-26 “En terwijl zij aten, nam Jezus brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het hun en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. En Hij nam de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die en zij dronken er allen uit. En Hij zei tegen hen: Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe testament, dat voor velen vergoten wordt. Voorwaar, Ik zeg u dat Ik niet meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok tot op de dag wanneer Ik die nieuw zal drinken in het Koninkrijk van God. En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg.”