Immoraliteit beter dan moraliteit – Mattheüs 12:43-50

Immoraliteit beter dan moraliteit – Mattheüs 12:43-50

Immoraliteit beter dan moraliteit

Mattheüs 12:43-50

  1. Een paar weken geleden leerden wij in Mattheüs 12:31-32 dat er één zonde is, die God absoluut niet zal vergeven:
    1. Het is niet de zonde van een te druk bestaan hebben waar-door je God niet kan dienen.
    2. Het is niet de zonde van luiheid, of onverschilligheid, of middelmatigheid in je christelijk bestaan.
    3. Het is niet de zonde van het nalaten van je plichten jegens je echtgenoot of echtgenote.
    4. Het is niet de zonde van het niet nakomen van je beloftes.
    5. Het is niet de zonde van het geen vertrouwen hebben in God.
    6. Het is niet de zonde van het plegen van overspel, hetzij in het echt of virtueel.
    7. Het is niet de zonde van homoseksualiteit, enz…
  2. De enige zonde die je kan begaan die God niet zal vergeven is je verzetten tegen het overtuigend werk van de H.Geest. Welk overtuigend werk?
    1. Het overtuigend werk van de H.Geest in ieder mensenle-ven heeft als doel ieder mens ervan te overtuigen dat Jezus degene is, die God de Vader 2000 jaar geleden naar de aarde toe heeft gestuurd, om te boeten voor alle zonden van de mensheid.
    2. De primaire taak van de H.Geest in deze wereld is om de mensheid ervan te overtuigen dat er vergeving van zonden mogelijk is, en dat die vergeving alleen te vinden is in Jezus Christus.
    3. En door Zijn vergeving te aanvaarden is het de mens mo-gelijk gemaakt om met God de Vader verzoend te worden, waardoor de mens een persoonlijke relatie met God kan aan-knopen en onderhouden.
    4. En door hiervan overtuigd te zijn en door jezelf aan God over te geven mag de mens uiteindelijk in alle heerlijkheid, en in volmaaktheid voor eeuwig met God in Zijn koninkrijk ver-blijven.
      1. Nu, als de mens dít overtuigend werk van de H.Geest weerstaat, dan zal hij/zij als gevolg daarvan, het verge-vend, het verlossend en het verzoenend werk van Jezus Christus verwerpen.
      2. En als dat zo is, dan zal hij/zij ook nooit vergeven kun-nen worden van al zijn/haar zonden, want ze hebben de enige remedie voor hun zonden verworpen, Jezus!
        1. Kortom, de onvergefelijke zonde is de zonde van het verwerpen van Jezus Christus.
        2. En om dit punt te benadrukken zegt Jezus Zelf: “Wie niet met Mij is, oftewel, wie niet vóór Mij is, die is tegen Mij.”
          1. Het is zwart/wit; je bent òf helemaal vóór Jezus, òf je bent tegen Jezus.
  • Waar dit op neer komt is dit: de vergeving die God ons aan-biedt is een “package deal”. Het is een speciale aanbieding, het is all-in.
    1. Aan de ene kant, door de vergeving van Jezus te aanvaar-den en Hem jouw leven te geven zal je vergeven worden van AL je zonden. Het is all-inclusive, all-in.
    2. Aan de andere kant, als je de vergeving van Jezus ver-werpt door Hem jouw leven niet aan Hem over te geven, dan zal je zelf moeten boeten voor AL jouw zonden.
      1. En dit is de les die Jezus aan de elitaire schriftgeleerden en Farizeeën tracht over te brengen.
    3. Vanmorgen komen wij tot een gedeelte in Jezus’ betoog waarin Jezus de zelfingenomenheid van de schriftgeleerden en de Farizeeën aan de kaak stelt.
      1. Jezus geeft hen een gelijkenis waarin Hij duidelijk probeert te maken dat hun in eigen ogen goedheid/rechtvaardigheid, voor God niet voldoende is om een persoonlijke relatie met God aan te kunnen gaan. Laten we lezen.

Mattheüs 12:43-45

Toon volledige notities
  1. Dit is in mijn optiek één van de meest bijzondere gelijkenissen die Jezus verteld heeft, en wij kunnen hiervan minstens twee dingen leren.
    1. 1) hoe een demoon zich gedraagt en hoe hij te werk gaat;
    2. 2) wat Jezus met deze gelijkenis duidelijk wil maken.

Vers 43 – 43Wanneer nu de onreine geest uit de mens weg-gegaan is, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, maar hij vindt die niet.”

  1. Ten eerste zien wij hier dat wanneer een demon op welke ma-nier dan ook uit de mens verdreven wordt, dat hij op zoek gaat naar een nieuwe gastheer, oftewel een nieuw onderkomen.
    1. Blijkbaar voelen demonen zich pas thuis en zitten pas lek-ker in hun vel wanneer ze een menselijk lichaam kunnen be-zetten.
    2. Dus, wanneer een demon uit de mens weggaat en door dorre plaatsen heen gaat, waar geen hond woont, zal hij geen menselijke gastheer vinden waarin hij zich thuis kan voelen.

Vers 44 – 44Dan zegt hij: Ik zal teruggaan naar mijn huis, waar ik uit weggegaan ben; en wanneer hij komt, vindt hij het leeg, geveegd en opgeruimd. 45Dan gaat hij weg en neemt zeven an-dere geesten met zich mee, die meer verdorven zijn dan hijzelf, en wanneer zij naar binnen gegaan zijn, gaan zij daar wonen; en het einde van die mens wordt erger dan het begin. Zo zal het ook met dit verdorven geslacht zijn.”

  1. Hierin zie je niet alleen de brutaliteit van de demon, die zijn menselijk gastheer als “zijn huis” beschouwd, maar je ziet ook het onvermogen van de mens om enigszins weerstand te bie-den aan de demonen.
    1. De eerste demon keert naar zijn gastheer terug, vindt het leeg en vervolgens komen ze met z’n achten terug om samen beslag te leggen op die persoon.
      1. En het meest trieste van deze situatie is dat deze per-soon er vervolgens vele malen erger aan toe is dan toen hij slechts door één demon bezeten was.
    2. Misschien heb je zoiets van: “hoe is dit mogelijk? Hoe kan iemand die bevrijd werd van één demon vervolgens bezet wor-den door acht demonen?”
      1. Het antwoord licht in feit dat, wanneer de demon naar zijn gastheer terugkeerde, hij zijn huis leeg aantrof, geveegd en opgeruimd.
      2. w.z. dat die persoon wel bevrijd werd van de demon, maar dat hij zijn leven niet aan Jezus heeft gegeven waardoor de H.Geest geen inwoning bij hem heeft gekregen.
      3. Kijk, op het moment dat ik in Jezus Christus geloof, op het moment dat ik mijn zonden belijd, op het moment dat ik mijn leven aan Jezus geef, dan komt de H.Geest in mij wonen.
        1. Ik wordt een gastheer voor de H.Geest en Hij maakt Zichzelf thuis in mijn lichaam. Ik behoor God toe. Ik ben God’s eigendom.
        2. En omdat ik als wedergeboren christen met de H.Geest vervuld ben, kan geen enkele demon beroep doen op mijn lichaam. Al komen zij met z’n tienen of honderden, de de-monen mogen en kunnen mijn lichaam niet bezetten.
          1. Dit is dus de reden dat een wedergeboren, geest vervulde christen absoluut niet bezeten kan zijn!
            1. Maar, als je niet vervuld bent met de H.Geest dan ben je gemakkelijke prooi voor de demonen.

Dit is dus hoe een demon zich kan gedragen en hoe hij eventueel tewerk kan gaan. Maar waarom gaf Jezus deze gelijkenis? Wat heeft dit te betekenen in de context van Mattheüs 12?

  1. Ik zei vorige week dat ik geloof dat de immoraliteit, in som-mige opzichten, meer bevorderend is voor het Evangelie dan dat de moraliteit dat is.
    1. En de reden hiervoor is dat de op zichzelf staande morali-teit meer gevaarlijk voor de bevordering van het Evangelie kan zijn dan de immoraliteit.
    2. Begrijp me a.j.b. niet verkeerd. Ik ben helemaal voor de moraliteit, ik ben helemaal voor de etiek, ik ben helemaal voor conservatieve normen en waarden.
      1. En ik geloof dat wij christenen de etiek en de moraal moeten naleven zoals de Bijbel ons daarin instrueerd.
        1. Maar, nogmaals, de op zichzelf staande moraliteit, oftewel moraliteit in een vacuüm kan in veel opzichten meer gevaarlijk zijn dan immoraliteit.
          1. En dit is wat Jezus ons in deze gelijkenis dui-delijk wil maken; het gevaar van de op zichzelf staande moraliteit, de etiek, religie, hervorming, je leven opeigen kracht op orde krijgen, alles goed voor mekaar hebben, alles onder controle hebben.

 

  1. Al deze dingen zijn op zich niet gevaarlijk, maar wát deze dingen gevaarlijk maakt is dat wanneer zij op zichzelf staan zij zeer misleidend zijn. Zij geven de mens een bedrieglijk gevoel van zekerheid en veiligheid.
    1. Mensen die alleen op deze dingen vertrouwen hebben zo-iets van: “het zit wel goed met mij!”
  • De schriftgeleerden en de Farizeeën stelde hun vertrouwen op hun eigen gerechtigheid, op hun eigen moraliteit, op hun eigen goedheid, op het slagen in het strikt naleven van de door de mens verzonnen religieuze geboden en verboden.
    1. Lees Lukas 18:9-14
      1. In deze gelijkenis geeft Jezus duidelijk aan dat niet de morele Farizeeër, maar de immorele tollenaar, de zondaar gerechtvaardigd wordt.
        1. Waarom de zondaar? Omdat hij van zichzelf be-wust is dat hij zonder God niets is; dat hij een wanho-pige zondaar is die een redder en verlosser nodig heeft om hem van zijn zonden te vergeven.
        2. Daarentegen slaat de in eigen ogen rechtvaardige Farizeeër de plank mis.
      2. Gelukkig geeft Jezus hen én ons de spelregels. Hij legt uit hoe het nou echt in elkaar zit.
        1. Jezus zegt in Mattheüs 5:20: “…als uw gerechtigheid niet boven die van de schriftgeleerden en Farizeeën uitgaat, zult u het hemelse koninkrijk zeker niet binnenkomen.” (gnb)
          1. Dit is radicaal! Want menselijk gezien was er niemand die ogenschijnlijk meer rechtvaardig waren dan de schrift-geleerden en de Farizeeën.
          2. En Jezus zegt dat het niveau van gerechtigheid die voor God aanvaardbaar is, hoger ligt dan die van deze religieu-ze leiders van die tijd.
            1. En, geen enkel mens kan dát niveau van gerech-tigheid op zichzelf bereiken, dus dan moet Jezus er iets anders mee bedoelen. En dát andere is de gerechtig-heid van God Zelf, die Hij aan de mens geeft op het moment dat hij/zij tot geloof in Jezus komt en vervuld wordt met de H.Geest.
              1. In Romeinen 4:3 zegt de Bijbel: “Abraham geloofde God en God verklaarde hem daarom rechtvaardig.” (gnb)
              2. Even verderop in vers 5 staat: “…als iemand zonder iets te presteren gelooft in God, die de goddeloze rechtvaardigt, dan is het zijn geloof waarom hij rechtvaardig wordt verklaard.” (gnb)
            2. Tegen Nicodemus, een vooraanstaande religeuze leider en Farizeeër zei Jezus in Johannes 3:3: “…alleen wie opnieuw geboren wordt, kan het koninkrijk van God zien.” (wv95)
            3. Even verderop in vers 5 zegt Jezus: “…alleen wie geboren wordt uit water en geest, is in staat het koninkrijk van God binnen te gaan.” (wv95)
              1. Als er menselijk gezien iemand was die “rechtvaardig” was, die zeker weten toegang tot de hemel zou moeten krijgen, dan was dat Nicodemus wel.
              2. Hij was onberispelijk. Wat de moraliteit en de etiek en de Joodse religie betrof had Nicodemus het toppunt be-reikt. Hij was een Farizeeër pur sang!
                1. Maar, tegen deze morele zwaargewicht zegt Jezus dat zelfs hij wederomgeboren moet worden om het ko-ninkrijk van God uberhaüpt te kunnen zien, laatstaan dat hij het koninkrijk binnen kan gaan.
                  1. En het geboren worden uit de geest gebeurt op het moment dat men zich bekeerd, zijn/haar zonden beleid, om vergeving vraagt en zich uit-strekt naar Jezus Christus als verlosser en redder.
                    • Dit zijn de spelregels en deze gelden voor een ieder!
                  2. Het gevaar van de moraliteit zit dus in de waan dat alles goed is, dat men alles goed doet, dat zij misleid zijn door de in hun eigen ogen rechtvaardigheid.

Nu dit. Het verschil dat wij in deze voorbeelde gezien heb-ben is tussen degenen die wél of niet tot geloof in Jezus komen. Maar er zit ook voor ons, wij die geloven een belangrijke les in.

  1. Want zelfs wij die reeds geloven, die Jezus trachten na te vol-gen, wij die “goede christenen” trachten te zijn kunnen misleid worden door de in onze eigen ogen goedheid.
  2. Zoals ik vorige week al zei gaan wij in januari ons 8e jaar in als plaatselijke kerk. Wij hebben in bijna zeven jaar tijd de bij-belboeken Handelingen, 1 Korinthe, Genesis volledig, vers- voor-vers behandeld. Daarnaast hebben we zo’n 125 themati-sche studies gehad. Vanmorgen is onze 71e studie in het Evan-gelie van Mattheüs.
    1. En de 1e vraag die je jezelf moet stellen is: Zie ik mezelf als de hopeloze zondaar uit Lukas 18 die er van zichzelf vol-komen bewust is dat hij uit zichzelf niets goeds kan doen?
      1. Zie je jezelf als een man/vrouw die wanhopig dicht bij Jezus moet blijven wandelen om de echtgenoot of echtge-note te kunnen zijn naar Gods wil?
      2. Zie je jezelf als de christen die wanhopig dicht bij Jezus moet blijven wandelen om Hem te kunnen navolgen, om Hem te kunnen gehoorzamen, om Hem te kunnen beha-gen, om Gods wil te kunnen herkennen en doen.
  • Zie je jezelf als een kind van God die elke dag opnieuw wanhopig de Bijbel onderzoekt om God daarin te vinden?
  1. Zie je jezelf als een wanhopige zondaar die elke dag opnieuw, zelfs van moment-tot-moment, de Heere ernstig zoekt in je gebeden?
    1. Als dat zo is, Prijst de Heere! Want dan ben je goed bezig, dan ben je zoals een Petrus of een Paulus.
  2. Als dat niet zo is, dan moet je jezelf een 2e vraag stellen: Zie ik mezelf eerder als de Farizeeër uit Lukas 18 die van zich-zelf dacht dat hij een “goede christen” was?
    1. Doe je het zo goed dat je God niet elke dag opnieuw en van moment-tot-moment ernstig zoekt in je gebeden?
    2. Gaat het zo goed met je dat het voor jou geen kwestie van leven of dood is om je Bijbel elke dag opnieuw te gaan onderzoeken om de levende God daarin te vinden?
  • Voel je jezelf niet als iemand die wanhopig dicht bij Jezus moet blijven wandelen om Hem te kunnen navolgen omdat je van jezelf denkt een goede christen te zijn? En dit omdat je niet vloekt, geen overspel pleegt, niet steelt, mensen helpt, geld aan de kerk geeft, enz…

 

  1. Misschien denk je dat je als man/vrouw dat je het in je huwelijk helemaal goed doet, dat je huwelijk voorbeeldig is. Dit omdat je voldoet aan wat er in jouw ogen van je verwacht kan worden.
    1. Het punt is dit: Waaraan meet jij je succes? Wat is jouw maatstaf? Wat is het criterium?
    2. Het criterium van de schriftgeleerden en de Fari-zeeën was hun eigen goedheid. Maar Jezus wees hun op het feit dat zij het mis hadden.
    3. Als jij het vanmorgen mis hebt, hoe kan jij te weten komen dát je het mis hebt?
      1. Ten eerste om dagelijks je Bijbel biddend te gaan lezen. Zoals de mens elke dag zijn/haar lichaam moet voeden, moet de christen zichzelf elke dag geestelijk voeden met het levend Woord van God.
      2. Ten tweede moet je zuivere geestelijke boe-ken lezen. Boeken die gegrond zijn op en door-drenkt zijn met het Woord van God.
        • Een goed geestelijk boek is als een goede vriend die je in liefde de waarheid durft te vertellen.
        • Het begrijpelijk lezen van een goed geestelijk boek is gelijk aan het luisteren naar door de H.Geest gezalfde preek.
        • God geeft mensen levenservaringen en inzicht in Zijn Woord en vervolgens inspireert God mensen om deze inzichten en ervaringen vast te leggen opdat het lichaam van Christus erdoor God beter leert kennen, het geestelijk groeit en opgebouwd wordt.
          • Maar, ja. Als je het allemaal zo goed doet, dan heb je geen boeken nodig.
  1. Wat je ook nodig hebt om te weten te komen of je het mis hebt zijn regelmatige momenten dat je van hart tot hart met een vertrouwenspersoon kan praten.
    • Als je getrouwd bent, en als jullie beiden Jezus navolgen dan durf ik te zeggen dat God jou je partner heeft gegeven om jouw primai-re vertrouwenspersoon te zijn.
    • Als dat op dit moment voor jou geen realiteit is, dan moet je sowieso een andere vertrouwenspersoon zien te vinden die je als eerst hiermee kan helpen.
  • Jezus had 2.000 jaar geleden de grootste moeite om de in eigen ogen rechtvaardige mensen te overtuigen van hun zon-den. Helaas is dit vandaag de dag nog steeds een probleem; zowel binnen als buiten de kerk.

Vers 46-50 – 46En terwijl Hij nog tot de menigte sprak, zie, Zijn moeder en broers stonden buiten en zochten Hem om met Hem te spreken. 47Iemand zei tegen Hem: Zie, Uw moeder en Uw broers staan buiten en zoeken U om met U te spreken. 48Maar Hij antwoordde en zei tegen hem die dat tegen Hem zei: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broers? 49En Hij strekte Zijn hand uit over Zijn discipelen en zei: Zie, Mijn moeder en Mijn broeders. 50Want wie de wil van Mijn Vader doet, Die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder.”

  1. Jezus definieerd de familie opnieuw.
    1. Wat uit water geboren is, d.w.z. het vruchtwater, de na-tuurlijke geboorte; dat is familie zijn zoals wij dit kennen. En waar de familiebanden goed zijn kan je aardse familie een grote zegen zijn.
    2. Maar, wat uit de H.Geest geboren is, d.w.z. door de weder-geboorte, dat definieert Jezus hier als Zijn geestelijke familie. Dit is familie zijn op een veel hoger niveau, op een eeuwig niveau.
      1. De voorwaarde om deel uit te kunnen maken van deze familie is dat je de wil van God de Vader doet.
      2. En de eerste stap in het doen van Zijn wil is dat je het overtuigend werk van de H.Geest niet weerstaat en dat je jezelf geheel geeft aan Jezus Christus.

BIDDEN

HEILIG AVONDMAAL

 

Mattheüs 26:26-28

 

ZEGEN

 

24 De HEERE zegene u en behoede u!

25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!

26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!